Geluk

2 September 2016



[a]Het zijn momenten van puur geluk, wanneer je op het schaduwrijke terras, scheef in de leren stoel, een roman hangt te lezen. De boodschappen zijn gedaan en opgeruimd, de was droogt aan de lijn. Wapperend, in een zuchtje wind.

Hemel: strakblauw. Gracht: fonkelend. Was: wit.

Koken hoeft pas straks, als de meute terug komt van waar ze ook zijn. De kat is op schoot gesprongen, heeft wat rondjes gedraaid om op dat ondoenlijk gedrapeerd mens iets van een lekkere houding te vinden, en is gaan liggen.

Een dikke bij denkt zelfs dat mijn grootbloemige djellabah een boeket is, en komt zoemend op polleninspectie.

Kortom: een idylle.[b]

 

Ik hoor 2 lieve stemmen. Een zuidfransblauwe kano vaart dicht-/voorbij mijn stulpje. Een moeder en haar dochtertje. Blond, allebei. De moeder peddelt. De dochter roept af en toe zachtjes iets. Ik stop met lezen, het object heeft mijn aandacht. Ik bewonder even de behendigheid van de moeder - één riem, strakke koers, ik doe het haar niet na. Dan vang ik de blik op van het meisje. Daarin lees ik [a] tot [b]. Ik besef [a] tot [b]. Ik meet de omvang van mijn geluk.

 

Helaas krijg ik precies op dat zalige moment schrijfdrang. Hup de kat moet weg, het boek aan de kant, ik moet opstaan ik moet iets zoeken om [a] tot [b] op te schrijven.

Weg geluk.

- Aanraders -